Weekendtaferelen (29 april tot 1 mei 2016)

2 mei 2016

Aan alle dierbare volgers: wees verheugd en ontvang onze groeten!

Vrijdag

Alhier volgt dan een uitgebreide beschrijving van afgelopen vrijdag t/m zondag. Vrijdagochtend was de dag alreeds vroeg aangebroken, maar niet voor ons. Wij stonden eensgezind rond een uur of 08:46:33 op om er achter te komen dat er een prayer meeting om 9 uur was. Dus na wat gehaast spoedde Timon zich naar beneden om er achter te komen dat hij om 9:05 de eerste deelnemer was. Dus vloog hij weer terug om wat boterhammen te verorberen waarna er vervolgens met een mannetje/vrouwtje of 8 gesproken werd over het werk van de verschillende joodse ministrieshier in de buurt: Lifein Messiah, Chosen People Ministries en de Messiaanse gemeente. Ieder deelde zijn gebedspunten waarna iedereen ook bad. Toen dit afgelopen was moesten William en Timon als de wiedeweerga hun appartement verlaten en verschonen, alle appartementen zitten hier namelijk sinds zaterdag stampvol. We verhuisden onze spullen naar het zaal bijgenaamd ‘the sanctuary’ omdat hier elke twee weken Shabat dinner wordt gevierd. Toen de opschoning van onze puinhoop zijn eindpunt had bereikt waren enkele stichtende woorden van tante Alike genoeg om ons ervan te vergewissen dat het voldoende was. We vertrokken met gezwinde spoed richting de metro die ons bij het Metropolitan Museum of Art dropte. Dit museum, ongetwijfeld het beroemdste van NYC, bevat enorme kunstcollecties op uiteenlopende gebieden, zoals: Egyptische opgravingen, Romeinse en Griekse kunst/beeldhouwwerk, Afrikaanse kunst/beeldhouwwerk, Middeleeuwse kunst, Renaissance kunst, muziekinstrumentencollectie, meubelkunst uit de 19e eeuw, Europese kunst van 1500-nu, Amerikaanse kunst uit alle tijdperken, bla, bla, bli, bloe, blab. U snapt wel, vereerde lezer, dat wij van 13:30-17:30 slechts een fractie uit deze enorme collectie hebben kunnen waarnemen. Desondanks hebben wij waanzinnig genoten, vooral van de Europese kunst en de Griekse beelhouwkunst. Wij hebben enkele Rembrandt’s, onder andere een zelfportret, gepasseerd. Ook Claude Monet (Timon’s favoriet) passeerde de revue. Speciaal voor deze kunstenaar liet hij zijn Frankrijkfobie even onder stoelen en banken steken om zo ten volle van de impressionistische schilderijen te kunnen genieten. Het viel ons op dat er heel veel schilderijen van Nl’se kunstenaars hingen te hangen, wat onze vaderlandse trots weer glansrijk deed schitteren. Met de borst vooruit marcheerden wij door het museum, luid het Wilhelmus brullend. Toen wij dat zeven keer gedaan hadden was het schrikeffect van deze wilde patriotten een beetje uitgewerkt op de medebezoekers en keerden wij ons in volle verwondering terug  tot de kunstwerken onze vrienden des vaderlands. Een bijzonder gedenkwaardig moment was toen wij door de meubelkunsttentoonstelling kuierden, een oude man van Amerikaanse omvang  die een zeer oude vleugel bespeelde. De muziek deed Timon denken aan de Goldberg variaties, maar geheel zeker was hij niet. Een grote schare des mensen had zich opeengehoopt rond de vleugel en stond kwijlend te luisteren naar deze man die de toetsen met een treffende intensiteit wist te beroeren. Na zijn slotakkoord op de toetsen gehamerd te hebben, applaudisseerde eeniegelijk van ganser harte en de man stond op, met een gebaar de menigte te bedarende, en sprak aldus: “I feel so lucky!” De schare barste in tranen uit van zulk ener diepe gedachteen ging vervolgens fluitend verder het museum door. Op een gegeven moment liepen wij langs enkele schilderijen toen een museumwacht ons erop wees dat wij onze backpack op onze belly moesten dragen. Timon, in de vaste overtuiging van het kwaad in de mens, ging ervan uit dat dit kwam doordat er doorgewinterde zakkenrollers waren. Dit was echter niet het geval, het was i.v.m. de veiligheid van de schilderijen. Ach ja, die hebben ook een zwaar leven. Stel je eens voor dat je je hele leven aan een haakje hangt....

Om 17:30 vonden wij het zeer schoon en hadden we er ook weer schoon genoeg van. We verlieten het museum door de deur. In Central Park nuttigden wij onze spijze en genoten wij van de eekhoorns die in grote getale voor ons een circusact opvoerden. Een gedateerde hardloper passeerde ons bankje met een snelheid van -1 km/h, dus ook nu schoven we onze afkeer weer even onder stoelen en banken. We liepen vervolgens op ons dooie gemak door Central Park alwaar wij door enig geschreeuw werden opgewekt en achter ons keken om vervolgens daar de man uit Nederland te zien die in het appartement naast ons verkeert. Na wat bijgepraat te hebben, scheidden onze wegen en wij begaven ons via vele wegen die naar Rome leiden toch uiteindelijke weer naar NYC, en wel in het bijzonder naar de Carnegie Hall. Aldaar woonden wij een concert bij van Utah Symphony Orchestra, een programma met Haydn, Norman, Prokofiev en Bartok. Haydn was muzikaal en goed aan te horen. Norman was een premiere in NYC, de componist van een jaar of 20 was zelf ook present. Zoals de leeftijd suggereert, was het enigszins moderne muziek. Toen het orkest wat valse klanken begon uit te stoten, rende opeens de solist van slagwerk het podium op om twee stokken te pakken en alle slagwerkinstrumenten die voorop het podium gedeponeerd waren, kort en klein te slaan. Zo gek was het nog niet. Er stonden zoveel verschillende slagwerkinstrumenten dat hij met een astronomische snelheid heen en weer moest dansen om alles op de juiste tel te toucheren. De zaal vond het allemaal prachtig. De pianist had ook nog een leuke rol. In het heetst van de strijd moest hij met zijn gehele arm zo hard mogelijk de piano beslaan. De klanken waren adembenemend abstract. In schril contrast tot het begin eindigde het eind met een zachte tik van de solist op de gong waarna hij sluipend door een zijdeurtje het podium verliet. Het was een moeilijke situatie van het publiek. Wanneer ga je namelijk klappen? Uiteindelijk was er een enthousiasteling die gillend zijn handen in elkaar begon te slaan en al snel volgde een batterij Chinezen die helemaal uit hun dak gingen (ze hebben het dak daarna gelukkig snel weer gerepareerd). Toen was het pauze. Na de pauze volgden enkele delen uit  Prokofiev’s Romeo and Juliet.  Dit was werkelijk waar schitterend. Als uiting van onze waardering sloegen we de stoelen kort en klein om zoveel mogelijk herrie te kunne maken. Daarna floten we zo hard als we konden, maar al snel bevond ons superschone gefluit zich in het ultrasone geluidsspectrum en waren wij niet meer hoorbaar.  Bartok was een enorme herrie die ons niet zo kan bekoren. Het is eigenlijk net zoals wanneer je een orkest probeert te stemmen: je vraagt je af wanneer het nu eigenlijk echt gaat beginnen. Welnu,na wat klanken die het slot moesten voorstellen wilden wij onze handen niet vies maken aan wat geklap en verlieten wij rennend Carnegie Hall, richting de metro. Rond de klok van 23:34:21 waren wij weer veilig in Immanuel House.

Zaterdag

Uitslapen geblazen. Om 10:30 reden wij met de auto naar Nyack, een dorpje ten noorden van NYC. Hier gingen we in een natuurgebied rond een hoge berg/heuvel lopen. Toen wij om 12:30 aankwamen namen wij eerst wat voedsel tot ons, op de een bankje aan de rivier onder het genot van een heerlijke zonnetje. Om 13:00 startten wij onze mountaintrail richting de top, volgens een zeer betrouwbare schatting van T. van D. zo’n 250 meter klimmen. Yoel had vrijdagavond de boel beklad met spuug en zat nu stoned bij oom Pieter. Al na enkele honderden meters kwamen wij een slang tegen die bij waarneming van ons al snel het hazenpad koos. Ergens half in vond Yoel het fijn om in zijn broek te poepen en midden in de natuur werd hij verschoond.  Channah die wel van wandelen houdt, rende telkens vooruit waarna zij door enkele corrigerende woorden werd teruggeroepen door haar ouders. Zij beantwoordde dit geroep steevast met de woorden: “Ik hoor jullie niet!” Maar daar trapten wij niet in. Nee, wij liepen ook stevig door, zo’n anderhalf uur later de top bereikend. Het uitzicht was werkelijk waar adembenemend, een 360 graden panorama van NYC en de landstreken en natuur in de omgeving. De Beukeltjes werden even op de foto gedirigeerd door Timon en daarna had Channah al snel meer interesse voor een oude man die tezamen met zijn hond van het uitzicht zat te genieten. Ze kwebbelde honderduit. Het is ongelofeloos hoe snel een kind een gesprek met een volwassene kan aanknopen op een volkomen natuurlijke manier. Na een half uur begonnen wij aan een afdaling, het moment waarop de eerste tekenen van een ramp zich voordeden. Boaz begon langzaam aan het eind van zijn latijn te raken en besloot om consequent om elke 10 meter de grond te kussen doordat hij op zijn aangezicht viel. Tante Alike en Timon richtten hem dan weer op en namen hem bij de hand, wat hij al snel niet meer wilde om vervolgens weer op zijn snuit te gaan. Onderweg was het voor Boaz en Timon de geschikte tijd om een wedstrijdje ‘plantjes water geven’ te organiseren. Het was prachtig weer en toen de hitte Channah en Boaz purperrood deed kleuren, werden hun overkleden uitgetrokken waarna ze samen gebroeder- en zusterlijk in hun hemd proclameerden: “ Wij zijn hemdvriendjes!”. Eenmaal bij de loop van de Hudson River aangekomen rustten wij even uit. Boaz en Channah achtten het aangenaam steentje in het water te smijten, alhoewel ze regelmatig in elkaars haren belandden. Toen wij weer aanstalten maakten om verder te gaan, wasten we de handen van Boaz. Maar eenmaal schoon pakte hij met beide handen een schep zand om ze droog te maken. Dus ja... Nog maar een keer dan. De laatste anderhalf mijl heeft William Channah ter hand genomen en zetelde  Boaz op de nek van Timon. Het juk was niet zo statisch en draaide alle kanten op om maar alles te zien. Uiterst vermoeid arriveerden wij om 17:30 weer bij de auto. William en ik zouden trakteren op een etentje, dus zochten wij een leuk restaurant op, wat een uur duurde want we konden namelijk niet echt kiezen. Yoel weende en werd gevoerd totdat we bij een Chinees/Japans/Thais restaurant kwamen, we scheurden ondertussen van de honger.  Yoel was alweer doorgelekt met bruine kleuren en werd haastiglijk verschoond door moeders. Toen wij uiteindelijk allen gezeteld waren, bestelden wij het eten. De soep was er, echt waar, binnen twee minuten en toen de Chinees net vier kommen soep had neergevleid, besloot Yoel de feestvreugde te verhogen door twee keer enorm veel over te geven. Wij namen het niet zo dankbaar aan. Heel de tafel, stoel en zijn kleren waren besmeurd. Alike en Pieter renden naar de auto om Yoel schoon te maken terwijl een Chinees en Timon hardhandig alles begonnen schoon te wrijven, daarbij 8 napkins en 10 natte doekjes verspillend. Een kwartier later was alles weer een beetje schoon en keerde Yoel onder luid geschreeuw terug, de soep was ondertussen vervangen door nieuwe, hete soep. Wij waren het restaurant zeer dankbaar. Channah, Boaz en William hadden tijdens deze interlude al wel soep gegeten en bij de delen van Channah en Boaz kleurde de tafel al richting de kleur van de soep. Toen de soep naar binnen geslokt was, stond het eten al klaar. Echt ongelofelijk hoe snel die kokken alles konden bekokstoven. Het eten was lekker en werd binnen 20 minuten opgesmikkeld, want wij wilden snel vertrekken om de andere restaurantgasten niet verder te verhinderen met de klaagzangen Yoels. Het eten was dus lekker, snel en veel. Stel je voor dat alles volledig soepel was gegaan, hoe uitzinnig van vreugde hadden we dit restaurant dan wel niet kunnen aanprijzen. Nu echter was onze perceptie enigszins door de noodzakelijke werkzaamheden gekleurd. Tijdens de terugrit vielen Channah en Boaz in slaap en toen we om 21:00 thuis waren werden ze in bed gegooid. We waren allen tezamen vermoeid en sliepen welhaastiglijk in.

Zondag

Zaterdagavond had Boaz het welbekende in zijn broek gelegd en daarna nog twee keer overgegeven. Dus tante Alike, kids en William bleven zondagochtend thuis. Oom Pieter en Timon gingen naar de kerk. De dominee preekte over Kolossenzen 4:2-6: evangelisatie. 1. Talking with God about people. 2. Talking with people about God. Een zeer praktische preek waarin de noodzaak van het gebed en dankzegging werd benadrukt. Daarna sprak Timon nog met zo’n 10 gemeenteleden. Het is mooi om te merken dat het zo’n hechte gemeente is, waar iedereen erbij betrokken wordt en heel makkelijk de gebeds- en dankpunten van het eigen (geestelijk) leven met elkaar deelt. Het is echt een samenkomst der gemeente.

Des middags trachtten wij wat uit te rusten, maar de kinderen waren al vroeg van hun middagdutje ontwaakt en eisten onze aandacht op. Oom Pieter begon weer aan zijn Legokasteel te bouwen en William en Timon probeerden een boek te lezen, wat hen niet zo gemakkelijk af ging. Tante Alike had opeens de ingeving om samen met Timon weer blokfluit en piano te gaan spelen en al snel stegen er, uit the Sanctuary alwaar de Steinway piano verkeert, Bachelijke klanken op. Ook Telemann en Handel werden niet onaangeroerd gelaten. Om 18:30 namen wij het eten tot ons, wat weer zeer aangenaam voor de smaakorganen was. Na het eten, de afwas en de kinderen op bed gelegd te hebben, werd een nieuw potje Risk opgestart terwijl William op recordtempo sudoko’s begon te maken . Oom Pieter en tante Alike vormden een pact tegen Timon, want die was natuurlijk weer veels te machtig. In Timon’s optiek moest hij alles doen om te voorkomen dat tante Alike won en de tactiek van oom Pieter was zeer bedenkelijk daar hij tante Alike totaal niet aanval en alleen maar liep te consolideren. Uiteindelijk werd Timon gedupeerd en won tante Alike, op de voet gevolgd door Timon, op kilometers afstand gevolgd door oom Pieter. De frustratie van een speler die niet verder bij name wordt genoemd, uitte zich in de volgende woorden richting oom Pieter: “Triest gespeeld!”. Uiteraard werd het meningsverschil in een uitgebreide nabeschouwing en analyse van het spel bijgelegd.  De vrede werd nog enigszins bewaard en om 22:30 beklommen wij vermoeid ons bed.  

Wees voor elkander een liefelijke geur, zowel lichamelijk als geestelijk.

Vink en Van Dieren

Foto’s